Het zware hart op het ruime sop

“Schatje! Schatje, ik hou van je! Tot over drie jaar!” Met vochtige ogen staat de man naar de vrouw van zijn dromen te zwaaien. De wind rukt al aan zijn kleren, terwijl hij vanaf het dek naar haar staat te kijken. Zij staat nog op het vasteland, ook zwaaiend naar hem. Of zij ook verdrietig is over dit afscheid is niet te zien, de afstand die nu al tussen hen in zit is daar te groot voor.
Dan klinkt de scheepshoorn, de trossen zijn los en de boot vaart af. Tussen de man, die aan de reling van het schip gekluisterd blijft staan, en de vrouw ontstaat meer en meer afstand. Zijn gezicht staat bezorgd, waardoor hij nog ouder lijkt dan zijn witte haren al laten denken. Zal zij hem missen? Zal ze op hem wachten? Want de vrouw die hij achterlaat bevindt zich op het vasteland, een plek vol mogelijkheden terwijl hij vastzit op het schip. Zijn leven is nu geketend aan de planken onder zijn voeten, aan de wind in zijn haren, en aan de golven die ervoor zorgen dat hij zijn zeebenen heeft. Het leven lacht haar toe, maar voor hem is er geen enkele manier om iets anders op te bouwen. Wat er ook gebeurt, hij zal op haar moeten wachten en maar hopen dat ook zij trouw blijft. De droefenis op zijn gezicht laat diepe groeven achter. Kilometers zee staat tussen hem en de vrouw in. Grillige golven die doen en laten wat ze zelf willen. Want ontrouw is niet het enige gevaar voor de geliefden. Wat als de golven besluiten dat zijn leven voor altijd aan hen toebehoord? Pas over drie jaar keert hij terug naar het vasteland, als alles goed gaat. Dat zijn jaren waarin veel kan gebeuren, en lang niet al die mogelijkheden hebben een goede afloop. Een diepe zucht ontsnapt aan de borst van de oude zeerot, die keer op keer het ruime sop kiest. Huis en haard laat hij achter, om terug te keren naar zijn andere minnares. Een minnares die aanzienlijk grilliger en dodelijker is dan zijn liefde, die hij op de kade heeft laten staan. Hij laat de reling los, duidelijk met moeite, en keert zijn rug naar de steeds vager wordende strook land. Met hangende schouders en een zwaar hart keert hij terug naar zijn maten in de kombuis.
“Drie jaar? Wat vertellen ze ons niet?”, grinnikt een medereiziger. “Ja, je weet het nog niet, maar eigenlijk zijn we nu allemaal geronseld om naar de Noordelijke IJszee te varen en walvissen te vangen”, zegt iemand anders. Want terwijl de kust van Vlieland steeds minder goed zichtbaar wordt, is de haven van Harlingen al bijna in zicht. Wat de man doet in het leven weet niemand, maar drie jaar niet naar Vlieland terug kunnen is wel heel lang als de veerdienst Vlieland-Harlingen er maar anderhalf uur over doet.