De tijd zal het leren
Het laboratorium was een zooi, maar dat was het meestal. Eigenlijk was het die naam niet waard. Een laboratorium zou betekenen dat het het technisch, klinisch, of op zijn minst wetenschappelijk verantwoord zou zijn. Dit was gewoon een oude schuur waar een oude werkbank in stond. Ooit waren daar stoelen en tafels op gemaakt en versierd. Maar nu, nu waren er tandafdrukken van muizen te zien en zat hij vol met houtworm. De hele schuur was gevuld met oude apparaten, uit elkaar gehaald en de onderdelen verspreid opgehangen. Eigenlijk had ik geen flauw idee waarom ze hier zoveel tijd in stak, er was al honderd keer bewezen, door duizenden wetenschappers dat haar missie, haar obsessie onmogelijk was. Het was tijd- en geldverspilling, maar ik moest toegeven dat haar onstuitbare enthousiasme me nu opnieuw naar deze oude schuur had gebracht.
___________________
Het haveloze gebouw, jarenlang geteisterd door weer, wind en ongedierte, stond in een veldje achter de tuin. Eigenlijk was het gebouw al jaren overwoekerd door onkruid toen we het hadden tijdens het spelen van verstoppertje hadden ontdekt. Sinds die dag is er heel erg veel in deze schuur gebeurd. Eerst was het ons piratenhol, toen werd het onze burcht, toen de geheime club waar niemand iets van mocht weten.
Naarmate onze ‘kinderjaren’ steeds meer achter ons raakten, verstopten we ons hier als we geen zin hadden in onze ouders. Dit was de plek waar we rookten, dronken, en waar we ook wel eens jongens mee naar toe namen. Nou ja, ik deed dat. Sienna niet. Die had geen zin in jongens, ook niet in meisjes trouwens. Vanaf dat we heel erg klein waren verzamelde ze hier van alles. Eerst waren het interessante takken en stenen, droogde ze bloemen tussen boeken (tot ongenoegen van de boeken). Later werden het lampjes, snoeren, steeds grote stukken techniek, tot ze ook gereedschap naar de schuur begon te verplaatsen. Dat was het moment dat ik steeds minder naar de schuur kwam. Hij raakte steeds voller en ik had steeds minder zin in die gekke verzameldrift van haar. Toen had ik nog niet door waarom ze zich zo in dat oude krot opsloot.
Pas een jaar geleden kreeg ik het door. Waarom ze zelden thuis was, waarom ze bijna geen vrienden had, waarom zelfs wij steeds meer uit elkaar groeiden, en waarom ze zich altijd zo vreemd gedroeg. Ik wist dat het niet goed boterde met haar ouders, maar daar had ik zelf ook wel eens last van. Welke tiener niet? Nooit had ik er echt iets achter gezocht, tot ik voor de eerste keer in ruim een jaar weer bij haar thuis kwam. Het was voor een schoolopdracht. Niemand had samen met Sienna willen werken, dus besloot ik dat het tijd werd dat we zouden praten. Het was zo lang geleden dat ik in haar kamer was geweest. Vroeger was het altijd vrolijk ingericht, er lag overal speelgoed, of kleding. Een gezellige bende, noemde haar moeder het. Haar vader was het een doorn in het oog. Maar nu… toen ik binnen stapte herkende ik het nauwelijks. Nergens zag ik ook maar een spoor van de Sienna met wie ik jarenlang lief en leed had gedeeld. Alles was in ‘oude tinten’ gekleurd. Kleine, subtiele versiersels sierden de muren, het plafond. Ik herkende de stijl van de lessen kunstgeschiedenis die ik het jaar ervoor had gevolgd op school. De Renaissance was iets dat we uitgebreid hadden besproken, en waar vooral Sienna eindeloos door gefascineerd was geweest.
De verandering ging verder dan alleen de kamer. Ook al haar meubels waren van dezelfde zestiende-eeuwse stijl. Goud, room, lichte pasteltinten. Schilderijen die zij naast mij had gemaakt in het tekenlokaal zag ik hangen. Het realisme, goden en godinnen uit de Klassieke Oudheid in klassieke poses. De leraren hadden haar geprezen om haar talent, maar haar erop gewezen dat ze geen kunstacademie binnen zou komen hiermee. Ze had alleen haar schouders opgehaald.
Voor ik er bewust over nadacht rukte ik haar kledingkast open. Sierlijke jurken hingen er. Korsetten, ballerina’s, halsdoeken, hoepelrokken, niets dat zelfs maar uit deze eeuw kwam. Geschokt keek ik om, naar Sienna, die naar haar voeten stond te kijken. Stamelend, met zachte stem biechtte ze op waarom ze eigenlijk geen vrienden had, waarom ze zich steeds meer verwijderde van haar ouders, van mij. En waarom ze altijd in die oude schuur zat.
Sommige mensen hebben het idee, het gevoel dat ze in het verkeerde lichaam zijn geboren. Dat ze geen man, maar een vrouw zijn. Zoiets had zij ook, maar toch anders. Ze was geboren in het juiste lichaam, maar in de verkeerde tijd. En nu al ruim een jaar was ze bezig een tijdmachine te bouwen, om haar naar ‘huis’ te brengen. Terwijl ze me dit alles vertelde, besloot ik dat ze gek was. Echt gek! Sienna was slim, heel erg slim zelfs. Ze wist heus wel dat wat ze zei totale waanzin was. Tijdreizen was onmogelijk! Dat was keer op keer bewezen, te beginnen met Einsteins relativiteitstheorie! Dat wilde ik haar toeschreeuwen, maar het enige wat ik deed was woordeloos naar haar staren. Ik kon me niet bewegen, alleen maar totaal verbijsterd naar haar kijken. Toen ze mijn hand pakte en me mee loodste, naar buiten, door het veld heen naar de oude schuur, zei ik nog altijd niets. Maar ik stribbelde ook niet tegen.
___________________
Keer op keer stond ik daar, omringd door troep, spinnenwebben en muizenkeutels. Keer op keer zag ik mislukking na mislukking, ook al zei ik niets. Uiteindelijk besloot ik niet meer te komen, en Sienna niet meer te zien. Na een jaar dacht ik eigenlijk dat ze het had opgegeven. We waren net aan ons laatste jaar op school begonnen, ze zou nu toch wel weer normaal doen? Inzien dat haar droom totaal onrealistisch was? Tot ik een email kreeg, met de vraag of ik naar de schuur kwam. Ik had er al zoveel gehad, ze allemaal genegeerd, en nooit meer ernaar omgekeken. Maar nu was er iets anders. De toon was vrolijker, vriendelijk, en vooral rustiger, en dus totaal anders dan de Sienna die ik aantrof op die winderige herfstdag. Terwijl ik verder wegdook in mijn jas, mijn handen diep in mijn zakken, en me verwonderde over de armoedige staat waarin het gebouw was gaan verkeren, stuiterde zij om een apparaat heen dat er in mijn ogen een beetje uitzag als een ouderwets koffiezetapparaat, maar dan twee meter hoog en een meter breed. Sienna zag er duidelijk een wonder in, maar ik was eerder bij die ‘testvluchten’ van haar geweest en ook dit keer had ik er weinig gedachtes over. Zou ze dit keer weer in het ziekenhuis eindigen? Er zaten nog littekens op haar rug van de laatste poging waar ik bij was geweest, toen het ding met een knal uit elkaar was gespat en ik een heel scala aan smoesjes heb moeten verzinnen die haar (en mijn) verwondingen verklaarden. Mijn haar was nog altijd niet volledig terug gegroeid, en toen Sienna na een maand eindelijk weer uit het ziekenhuis was, waar ze ook vele psychiatrische testen op haar hadden losgelaten, had ze en speciale ‘testcabine’ gebouwd zodat ik wel nog zou komen kijken mocht het lukken. Ik was echter niet meer gekomen. Als ze al deze hersencellen zou gebruiken om een geneesmiddel voor AIDS te vinden dan zou het haar nog lukken ook, kon ik enkel denken terwijl ik mijn vriendin de rug toekeerde.
Maar nu stond ik er weer, in die speciale ruimte die nog nooit eerder was aangeraakt, te kijken naar Sienna die daar met haar koffer in haar hand stond. Net als altijd was ze vastbesloten het opnieuw te proberen. Ik kreeg een stevige knuffel, en de belofte dat het haar echt ging lukken dit keer. Dat ze alles dubbel had gecheckt en dat de berekeningen helemaal correct waren. Daarna stapte ze in het koffiezetapparaat. Ik kroop achter het schot dat ze als bescherming had neergezet en keek er voorzichtig overheen. Knoppen werden ingedrukt, hendels overgehaald en de schroothoop begon zacht te zoemen. Dat geluid hadden we eerder gehoord. En daarna was er die knal en vlammenzee… Het zoemen werd luider, klonk als duizenden boze bijen bij elkaar. Lichtjes begonnen te knipperen en het hele ding begon langzaam aan steeds meer te trillen.
“Dat ding klapt zo meteen weer uit elkaar”, gilde ik met moeite over de herrie heen. Maar Sienna glimlachte alleen maar naar me, zwaaide nog even en wierp toen een kushandje toe. En toen klonk het! Een oorverdovende knal vulde de oude schuur, het dak en de muren kraakten. Ik dook weg achter het schot en vouwde mijn armen over mijn hoofd, ervan overtuigd dat het plafond naar beneden zou komen dit keer. Zo’n oud gebouw kon toch maar zoveel hebben?
Pas toen het ruizen en piepen van mijn oren ophield besefte ik me ineens hoe stil het was. Geen duizenden bijen meer. Geen gepiep, of geflits. Langzaam, heel langzaam keek ik weer over de rand van het schot, en staarde naar een grote lege plek. Verbijsterd stond ik op. Het begon me te duizelen. Sienna.. was weg… Het was haar eindelijk gelukt… Nu pas besefte ik me wat voor leegte dat achter zou laten. Iets dat ik me nooit beseft had toen ze er nog was. Een kwartier ging voorbij, een half uur, een uur. Al die tijd staarde ik naar mijn mobieltje, in de hoop dat ze zou bellen, dat dit gewoon allemaal een droom of een grap was. Maar niks, en diep van binnen wist ik dat ze echt weg was.
___________________
Tot op de dag van vandaag heb ik geen flauw idee of het haar gelukt is door de tijd te reizen. En als het haar gelukt is weet ik niet waar ze heen is gegaan. Ze was nooit van plan nog terug te komen. Er was geen afscheidsbrief, er was geen aankondiging, en er is niets achtergebleven. Terwijl haar ouders haar weken-, maanden-, jarenlang wanhopig zochten wist ik dat ze me nooit zouden geloven als ik het zei, dus bleef ik met een zwaar geweten zwijgen. Misschien vroeg ze wel elke keer of ik erbij wilde zijn, om zo tenminste nog van iemand afscheid te kunnen nemen. Want dat was die kushand geweest, afscheid… Terwijl ik op de trein zit te wachten, om voor het eerst naar de universiteit te gaan, voel ik in mijn tas. In het zijvak zit een kleine, zwartgeblakerde schroevendraaier. Hij komt uit de schuur, en was van haar.