Carnaval, door de ogen van een noorderling
De massa binnen is dronken, een zeer accurate en tevens ronduit saaie observatie. “Wa wilde gij drinke?” Ik zie anderen met kleurige drankjes in de hand, sommigen van hen dragen een pruik die de kleuren van de alcohol matcht. “Doe maar een biertje.”
Zolang ik de G vermijd in mijn woordkeuze lukt het me redelijk om door te gaan als iemand uit Brabant, maar feit is dat ik me hier totaal als een vis op het droge voel.
Geboren en getogen in de buurt van Amsterdam is carnaval voor mij altijd een fenomeen ‘uit het zuiden’ geweest. Een week in het jaar waarop medestudenten plotseling met zware accenten en zachte G’s begonnen te praten, het hadden over kostuums en prinsen, en daarna een week van de aardbodem leken te verdwijnen. Carnaval veranderde het Nederland ‘onder de grote rivieren’ in een wereld die ik niet langer kon begrijpen. En ik deed daar ook niet erg mijn best voor, zal ik eerlijk zeggen. De vrienden en ik zagen elkaar wel weer terug als ze klaar waren met polonaises dansen en carnavalsliedjes zingen. Liedjes die me midden in augustus fantastische hoofdpijn bezorgden als ze tijdens een lange autorit door jolige Brabanders werden opgezet in de auto. Dus toen werd voorgesteld dat ik mee zou gaan met carnaval was de blik die ze toegeworpen dan ook sceptisch, maar tegelijk werd ik ergens nieuwsgierig: want wat is toch de aantrekkingskracht van carnaval, die Brabanders in de Randstad plotseling zo… Brabants maakt?
Verkleden is key
“Heb je het wel naar je zin?” Mijn resting bitch face, dat helemaal niets te maken heeft met mijn humeur, helpt me duidelijk niet. Verdekt opgesteld tussen een dinosaurus en een hippie blijk ik niet bepaald veilig voor mensen die besloten dat ik niet vrolijk genoeg kijk. Dat kan kloppen, ik zit nog niet in de carnavalsfeer omdat ik nog hard bezig ben met acclimatiseren. Ik had duidelijk onderschat hoeveel energie een vastgeroeste noorderling uit een polder nodig heeft om om te schakelen naar de uitbundige sfeer van carnaval. Verkleden en een paar biertjes wegtikken was duidelijk niet genoeg om er al in te komen. Maar wat is dan dat “magische ingrediënt” dat carnavalsvierders zo intens uitbundig maakt, en dat een piepklein landje tijdelijk in tweeën deelt? Ik word omringd door popsterren en draken, op straat werd ik zonet aangesproken door een tijger, aan de bar staat een zombie biertjes te serveren, en ik begrijp er geen bal van. Dat valt echter niemand op, en dus lijken de getroffen voorbereidingen te werken. Ik ben namelijk – om niet volledig uit de toon te vallen – twee dagen voor het hierboven beschreven fenomeen in een haast wanhopige poging mijn kledingkast ingedoken. Wat oude kleren, een rode zakdoek om mijn hoofd, speelgoedzwaardje erbij, en tadaa: we hebben een piraat, Linda de Verschrikkelijke. Sure… Wie trapt er nou in zo’n slecht ‘kostuum’?
Als ik om me heen kijk zie ik echter dat veel anderen niet echt meer moeite hebben gedaan dan ik. De onesies hebben een luie verkleder/carnavaller laten ontstaan hoewel sommigen er bijzonder grappig uitzien. Zoals onze eigen Marty the Dinosaur. Marty heet in het echte leven uiteraard geen Marty, maar gekleed in de dino-onesie voelde haar eigen naam toch niet meer helemaal toepasselijk. Is dat het misschien? Is dat de charme van carnaval? Je kostuum is je masker, en voor een paar uur (of een paar dagen, afhankelijk van hoe fanatiek je bent) ben je even iemand anders. Voor een paar uur kun je je als een idioot gedragen zonder dat iemand je dat kwalijk neemt. Het is een theorie, want de schaamte is vanavond nergens te bekennen. Verkleden is key, onlosmakelijk verbonden aan deze dagen, dat is duidelijk.
Tot in de kern
Maar verkleden is niet het enige element. Kinderen lopen buiten met ballonnen, binnen staan pubers en 50+’ers samen op de dansvloer. Brabant is tot op de kern één geworden, en de dino naast me vindt mijn verwondering duidelijk vermakelijk. Van Marty the Dinosaur hoeft deze piraat duidelijk geen hulp te verwachten. Ergens twijfel ik over deze saamhorigheid, over hoe lang hij zal duren of hoe diep die gaat, maar voor nu lijkt iedereen elkaar aardig te vinden en vrolijk met elkaar mee te springen op de muziek. Het is opvallend, het is memorabel, en tegelijkertijd zorgt het ervoor dat een buitenstaander zich ook echt een buitenstaander voelt. Als je de nummers en gewoontes niet kent, dan hoor je er niet bij, dan behoor je niet tot de kern. Maar ergens begrijp ik dat mensen die groot zijn gebracht met carnaval er zo veel zin in hebben elk jaar, om weer deel te zijn van die grote gemeente. De groep, en alles wat daarbij hoort. Het unieke effect van je verkleden en daarmee alle schaamte even achter je te laten zorgt ervoor dat je je zonder enige remmingen in de armen van anderen gooit, dat je je aan hen toevertrouwd en dat je jezelf niet meer hoeft tegen te houden voor een paar dagen.
En dat vrije gevoel, dat is net thuiskomen na een hele lange reis. Het is het gevoel dat je krijgt als je goede vrienden lang niet hebt gezien en nu met z’n allen gaat eten en bijpraten. Dit is Brabant, dit is bourgondisch, dit is gezelligheid. Dit is carnaval.
En als ik dan weer veilig in mijn eigen buitenwijk in de Randstad mijn eigen straat in fiets word ik overvallen door de leegte. Het is half 10 ‘s avonds, er is niemand op straat, in huizen zie ik mensen gemoedelijk op de bank zitten met kopjes koffie. Huiselijk, maar tegelijk ieder op zichzelf. Wat vrijdag nog heel gewoon voelde, komt nu een beetje stil en saai over. Een beetje eenzaam. Een beetje carnaval-loos.